woensdag 27 augustus 2008

Stoppen met Zaniken

In een recente post op het weblog “Between the Lines”, met de intrigerende titel “IT as Whiners – the great debate”, attendeerde Larry Dignan me op de discussie die Patrick Gray heeft aangezwengeld. Zijn ietwat provocerende post “Note to IT: Stop whining” heeft al heel wat stof doen opwaaien in de blogosfeer. Een groot deel van de IT-taken zijn nou eenmaal ondankbaar werk waarin niemand geïnteresseerd is, althans zolang het maar gewoon goed gaat. Tegelijkertijd zijn er veel vakgenoten die IT zien als een cruciale factor in de bedrijfsvoering die schromelijk wordt ondergewaardeerd door ondankbare en onverantwoordelijke leiders in organisaties – lees de reacties op de post van Patrick Gray er maar op na. Wie heeft er gelijk? En welke van de twee redeneringen kunnen we afdoen als

Flauwekul?

Er is iets bijzonders met de IT functie in organisaties. Het is een functie met twee gezichten. Het ene gezicht is dat van de loodgieter. Het gezicht van de serverruimtes met tevreden snorrende machines en kasten met switches. Het is een bij uitstek infrastructurele functie die vraagt om toegewijde system engineers en zorgvuldige beheerders. Het is een functie waarvan al velen hebben voorspeld dat die zich bij uitstek leent om op te schalen en te centraliseren. Het is een functie die niet voor niets een “service center” wordt genoemd.

De analogie met de elektriciteitsbranche is in de loop van de jaren al tot vervelens toe getrokken. In het begin had iedere fabriek die van stoom overging op elektriciteit zijn eigen opwekking georganiseerd – er was tenslotte ook geen openbaar stoomnetwerk waarvan gebruik gemaakt kon worden – maar toen de elektriciteitsnetwerken opkwamen en voldoende betrouwbaar werden kwamen er al snel veel goedkopere, gespecialiseerde, gecentraliseerde fabrieken voor in de plaats. Talloze visionairs hebben de IT-functie binnen bedrijven een zelfde toekomst voorspeld – zeker sinds de opkomst van het internet als betrouwbaar en alom beschikbaar informatienetwerk. Er is immers geen technische beperking meer om gebruik te gaan maken van veel efficiëntere centrale voorzieningen? [1]

De IT-functie heeft echter ook dat andere gezicht. Het gezicht van innovatie en vernieuwing van de bedrijfsvoering, Het gezicht van het verhogen van de productiviteit en het vergroten van de concurrentiekracht. Het gezicht van het samen bouwen aan een betere toekomst. Dat gezicht dat de meeste archITecten zo lief is vraagt om een fundamenteel andere benadering dan de nutsvoorziening. Dat gezicht vraagt om een hechte verankering van de IT functie in de strategie van een organisatie. En daar speelt een heel andere dynamiek. Daar is het zaak om innovatie te voeden met technologie. En dan is het ook nodig om tijdig nieuwe technologie te zaaien en tot wasdom te brengen zodat er geoogst kan worden als de tijd rijp is. En het spel van de goede technologie op het juiste moment zaaien vraagt een heel andere benadering dan die je van een “service provider” mag verwachten. [2]

Stroom is gewoon stroom, maar IT is als het goed is meer dan alleen maar een betrouwbare informatiestroom. En die meerwaarde komt meestal niet toevallig tot stand. “De IT” is in zekere zin een samenvoeging van een informatielaboratorium en een informatiefabriek (wie herinnert zich nog de kreet “electronic data processing”?). Het is op de keper beschouwd niet echt logisch om die twee functies in één organisatieonderdeel onder te brengen. Het is wat mij betreft zelfs onlogisch om op twee zulke uiteenlopende verantwoordelijkheden één label te plakken, IT. Ik zie dan ook weinig toekomst voor de IT-as-we-know-it; de IT als holistische eenheid van nutsvoorziening en strategic differentiator. De toekomst zal leren hoe zich dat gaat ontwikkelen.

De uitdaging voor de architect

Het begrip alignment is anno 2008 volstrekt achterhaald. Het is zoooh nineties. Alignment betekent dat Business en IT liefst in hetzelfde tempo in dezelfde richting moeten marcheren. Dûh. Dat is na tien jaar Landelijk Architectuur Congres toch al lang een vanzelfsprekendheid, nietwaar? We zijn er toch zo langzamerhand wel eens aan toe dat we echt samen optrekken, samen lachen, samen huilen en eindelijk eens stoppen met structureel over elkaar te zaniken.

Het leveren van IT services is zo langzamerhand business as usual en kan in principe als een utility afgenomen worden. Het tegenargument dat de beschikbaarheid van IT-diensten tegenwoordig zo cruciaal is voor het functioneren van een bedrijf dat het niet aan derden kan worden overgelaten is daarbij niet erg relevant. Datzelfde geldt immers ook voor de telefoon, de elektriciteit en de staatsveiligheid. Gewoon je werk foutloos doen is bij al dat soort zaken de minimumnorm en hoewel iedereen begrijpt dat zulke werkzaamheden geld kosten beleeft niemand vreugde aan het betalen van de rekening. Pech. Je kunt het een ondankbare taak noemen, en zo voelt het misschien ook vaak, maar dan is ook goed om er even bij stil te staan wanneer je zelf voor het laatst van dankbaarheid hebt getuigd dat je een telefoonverbinding kreeg toen je iemand wilde bellen of toen er gewoon benzine uit de pomp kwam. Een nieuwe auto kopen is leuk, benzine tanken is een noodzakelijk kwaad en betalen voor een noodzakelijk kwaad stemt doorgaans niet tot overdreven dankbaarheid. Het heeft totaal geen zin om erover te zaniken, zo zitten mensen nou eenmaal in elkaar.

Voor dat andere onderdeel van de IT-functie, het ontwikkelen van nieuwe toepassingen, ligt dat een slag genuanceerder. Zeker, ook hier wordt veel te veel gezanikt. Denk maar aan al die IT-ers die zich beklagen over de kwaliteit van de requirements waarmee ze moeten werken, en niet de fun willen inzien van het ontwikkelen in onzekerheid. De soms autistische zucht naar zekerheden die in de praktijk nou eenmaal niet bestaan roept op zijn beurt weer allerlei irritaties op en voor je het weet is ook hier het gezanik niet van de lucht. Bijzonder spijtig, want de wereld verandert nou eenmaal, de omstandigheden veranderen continue, inzichten veranderen van tijd tot tijd – dat is gewoon een fact of life. Het is dan ook betrekkelijk zonde van je energie om op zoek te gaan naar een schuldige, laat staan om je beklag daarover te doen.

Ik heb het gevoel dat archITecten, juist als ze door 'de business' als waardevolle partner gezien willen worden, zich moeten bewijzen in onzekere omstandigheden. Dat ze het lef moeten hebben om te participeren in samenwerkingsstructuren waarin er vanuit verschillende disciplines maar onder een gedeelde verantwoordelijk wordt gewerkt. Noem het bijvoorbeeld een innovatiestudio. Maar vermijd in elk geval het stigma IT.

Wat onze discipline nodig heeft is een symbiose tussen “de business” en “de IT”, althans dat gedeelte van “de IT” dat intiem met “de business” zou moeten zijn. Dat zou naar mijn smaak veel beter beschrijven wat er nodig is, dan het sleets geworden begrip alignment. Architecten zouden daar als erkende bruggenbouwers bij uitstek een rol in kunnen spelen. Het bieden van een gezonde voedingsbodem voor innovatie hoeft geen ondankbare missie te zijn. Maar het vereist wel meer dan alleen wederzijds respect. Het vereist teamwork.

Deze flauwekul ontzenuwt een actueel architectuurdebat op een pittige en soms zelfs controversiële manier. Het is de 7de in een reeks flauwekul die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

[1] Zie bijvoorbeeld: Nicholas Carr: “The End of Corporate Computing”; MIT Sloan Management Review, Spring 2005.
[2] Zie bijvoorbeeld: Don Tapscott: “The Engine That Drives Success”; CIO Magazine, May 2004.

Geen opmerkingen: