woensdag 29 oktober 2008

Grensoverstijgend denken

De wereld is vol grenzen. Grenzen tussen landen, provincies en gemeentes; maar ook grenzen tussen afdelingen, divisies, bedrijven; grenzen tussen de sociale ruimte, de digitale ruimte en de fysieke ruimte; grenzen tussen portalen, werkstroombesturing, integratieservices en transactieverwerkende systemen en ga zo maar door. Er zijn mensen die het best gedijen binnen een duidelijk afgebakend verantwoordelijkheidsgebied. Grenzen scheppen immers duidelijkheid. Je hebt collega's en concurrenten; allochtonen en autochtonen; software en hardware. Er zijn ook mensen die niet zo in tegenstellingen denken. Mensen die vooral geïnteresseerd zijn in zaken die een afgebakend probleemgebied overstijgen. Mensen die van nature zien dat ook simpele problemen vaak meerdere facetten hebben, waardoor het soms tergend ingewikkeld is om een werkbare oplossing te bedenken – laat staan te realiseren – en daar van kunnen genieten. In principe zijn ze in een organisatie allebei even waardevol – ze vullen elkaar prima aan. Maar je kunt het ook overdrijven...

Teveel van het goede

Denken in hokjes wordt ons met de paplepel ingegoten. Op school krijg je verschillende vakken – je bent misschien goed in taal, maar niet zo goed in rekenen – en hoe verder je onderwijscarrière zich ontwikkelt, hoe meer je geleid wordt naar een specialistische discipline. En kies je voor het één, dan sluit dat welhaast automatisch al het andere uit. Daar komt bij dat specialisten maatschappelijk meestal hoger worden gewaardeerd dan generalisten – en daar is het onderwijs dan ook logischerwijs op gericht.

Niet iedereen is het met die benadering overigens eens. Bijvoorbeeld in de geneeskunde woedt – mede aangewakkerd door het succes van sommige 'alternatieve', Oosterse behandelwijzen – al decennia een debat over thema's als “holistische diagnose” of “integrale geneeskunde”. Er wordt dan bijvoorbeeld gepleit om bij de diagnose van een patiënt het lichaam meer als een eenheid in interactie met zijn omgeving te zien. Bij een “ziekte” zou er eerder gedacht moeten worden in termen van een verstoorde balans, dan van een specifiek orgaan dat niet optimaal functioneert. Dat is bijvoorbeeld ook de grondgedachte van de Ayurveda, “het enige niet-allopathische [1] geneeskunde systeem [...] dat door de Wereld Gezondheid Organisatie als een volledig geaccepteerd gezondheidssysteem erkend [is]” [2]. Het gaat in dit systeem niet zozeer om het “bestrijden van symptomen”, maar juist om het “genezen” en “voorkomen” van ziekten. Dat dit soort denken inmiddels in brede lagen van de westerse bevolking op een warme belangstelling kan rekenen blijkt bijvoorbeeld ook uit het succes van een TV-serie als House – de laatste 'allopathische' hoop voor patiënten die door reguliere artsen niet te helpen zijn.

In onderwijskundige kringen is een vergelijkbaar thema aan de orde. Er wordt hier al jarenlang gediscussieerd over het thema “inclusief denken”. De term dateert al uit 1966 [3], maar het gedachtengoed leeft nog steeds. Er is tegenwoordig zelfs een weblog dat zo heet. Inclusief denken gaat in zekere zin ook over het over grenzen heen durven denken. Niet alleen je individuele belangen nastreven, of die van de groep waartoe je behoort, maar juist ook van de ander. Niet antagonistisch, maar consensualistisch. Geen concurrentie, maar samenwerking.

Ik ben geneigd om het grensoverstijgend denken als een kernkwaliteit van archITecten te beschouwen. Of je het nu “integrerend”, “holistisch”, “inclusief” of “consensualistisch” noemt, het gaat in alle gevallen om het overbruggen van – al dan niet schijnbare – tegenstellingen, om het verder denken dan de eigen voordeur en om het verbanden leggen die anderen niet zo snel zien. Uit de wetenschap is bekend dat er veel doorbraken zijn bereikt door kennis en technieken uit een discipline in een andere discipline toe te passen. Dat zou op z'n minst te denken moeten geven. Grensoverstijgende denkers zouden op hun eigen werkterrein misschien wel heel goed in staat kunnen zijn om doorbraken tot stand te brengen.

Er is ook een natuurlijke tegenhanger van het grensoverstijgend denken – het “exclusief” denken. Exclusieve denkers zijn voornamelijk met hun eigen zaken bezig, of die van hun groep, en tonen typisch weinig sympathie voor 'anderen'. Ze zijn vaak scherp gefocussed, sterk territoriaal ingesteld en bijzonder competitief aangelegd. Dat zijn precies de kenmerken van dominantie die maatschappelijk vaak zo gewaardeerd worden. Je vindt exclusieve denkers dan ook met name bij captains of industry, militaire en politieke leiders. Ze worden vaak getypeerd als 'vechters', ze lijken soms wel te genieten van conflicten en zijn geneigd te stellen dat het doel zo'n beetje alle middelen heiligt. Ze worden geroemd om hun 'daadkracht'. In alle opzichten zijn ze de tegenpool van de grensoverstijgende denkers.

Zo'n exclusieve mindset kan ook doorslaan – je kunt over-exclusief zijn. Psychologen hebben het dan over sociopatisch gedrag. Er vallen dan kwalificaties als 'gewetenloos', 'impulsief' en 'meedogenloos' [4]. Het interessante is dat slimme sociopaten in het dagelijks leven heel goed in staat zijn om de extreme kantjes van hun karaktertrekken te maskeren. Ze zijn van nature charmant en hebben geleerd om zich precies te gedragen zoals van een sterke leider wordt verwacht. En juist daardoor vallen ze niet zo gemakkelijk door de mand.

“How do we recognize the remorseless? One of their chief characteristics is a kind of glow or charisma that makes sociopaths more charming or interesting than the other people around them. They’re more spontaneous, more intense, more complex, or even sexier than everyone else, making them tricky to identify and leaving us easily seduced. Fundamentally, sociopaths are different because they cannot love. Sociopaths learn early on to show sham emotion, but underneath they are indifferent to others’ suffering. They live to dominate and thrill to win.” [5]

Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat er nogal wat historische figuren voorkomen op de lijstjes met beroemde sociopaten. Mensen als Napoleon, Hitler en McCarthy, om er maar een paar te noemen. Die lijst kun je – al naar gelang je politieke voorkeur – moeiteloos uitbreiden met omstreden machthebbers [6], maar ook met oorlogsmisdadigers, seriemoordenaars, sekteleiders en directieleden die in hun ijver tot excessieve zelfverrijking hun eigen bedrijf ten gronde hebben gericht. Ik denk wel eens dat het juist omdat de kwaliteiten die het exclusieve denken kenmerken in een zo hoog aanzien staan, het sociopaten – die immers extreem exclusief denken – extra gemakkelijk wordt gemaakt om grote groepen mensen te domineren, te manipuleren en uiteindelijk te duperen.

Net zo goed als je het in beginsel positieve 'exclusieve' denken kunt overdrijven, kun je ook het in beginsel positieve 'inclusieve' denken overdrijven. Je kunt dus over-inclusief zijn in je denken en je handelen. Overal rekening mee willen houden, ook al heeft het maar zijdelings met het probleemdomein te maken. Ook over-inclusief denken is grappig genoeg een bekend psychopathologisch symptoom, namelijk van schizofrenie, met als voornaamste kenmerk “unability to perserve conceptual boundaries” [7].

Maar levert dat 'teveel-van-het-goede' dan geen akelige paradox op? Zou het dan zo zijn, dat een architect die erg goed is in zijn vak, die heel grensoverstijgend kan denken, die de meest netelige problemen weet te doorgronden en die in zijn ontwerpen echt rekening weet te houden met alle stakeholders, per definitie, eh, gestoord is?

De uitweg

We kennen uit de literatuur het anti-patroon “Analysis Paralysis” [8]. Dit patroon beschrijft de verlammende werking van het eindeloos blijven zoeken naar een betere oplossing. Iedereen voelt wel aan dat dit uiteindelijk zijn doel voorbij schiet, maar 'exclusieve' denkers zijn er ronduit allergisch voor. Die willen restultaten zien. En wel nu!

Het Analysis Paralysis anti-patroon leert dat je resultaten ook incrementeel kunt boeken, om zo het betere niet de vijand van het goede te laten zijn. Een 'goede' architect kan net zo goed alvast een paar stappen vooruit denken, zonder dat hij daar zijn omgeving nodeloos mee lastig valt. Je kunt ook – desnoods in het geniep – gewoon rekening houden met bepaalde concerns zonder dat je daarover in discussie gaat. Dat heet dan goed vakmanschap. Natuurlijk kom je daar niet altijd mee weg, zeker niet als het een grote impact heeft op de business case, maar je kunt op deze manier wel vaak veel meer bereiken dan je in eerste instantie zou denken.

Het kan ook geen kwaad om goed na te denken over welke discussie je met wie wilt voeren. Hoe zeer je ook twijfelt over de validiteit van een ontwerpprincipe voor jouw probleemsituatie, of de kwaliteit van de ontwerptools, of het nut van reviews – voer zo'n discussie liefst met collega architecten en vooral niet met een projectmanager of je opdrachtgever.

Het valt ook voor een inclusief denker best te begrijpen dat er maar weinig betrokkenen blij worden van een mededeling dat “alle voorgenomen keuzes nog niet vaststaan, omdat ze eerst nog met andere partijen besproken moeten worden” – hoe waar dat op zichzelf misschien ook is. Natuurlijk moet je vaak van alles overleggen met ketenpartners, andere afdelingen, toezichthouders, beheerders, eigenaren van bestaande services of leveranciers. Maar je zou in zo'n geval gewoon ook kunnen zeggen dat er nog meer partijen betrokken zijn, om daar meteen aan toe te voegen: “maar maak je daarover maar geen zorgen, dat regel ik wel met ze”. Kijk, dat is nou iets wat een exclusieve denker graag wil horen.

Het is trouwens ook niet sterk om dat soort zaken wel ondershands met die partijen te regelen, maar daarover, in een poging om er verder maar niemand mee lastig te vallen, helemaal niks te melden. Je loopt dan niet alleen het krediet mis dat je wel verdient, je loopt ook het gevaar dat men zich gaat afvragen waar je nou eigenlijk zo druk mee bezig bent. En, erger nog, je kunt heel wat mensen in verlegenheid brengen als er plotsklaps blijkt dat je iets om welke reden dan ook niet hebt kunnen regelen. In zo'n geval kan je op onbegrip stuiten, terwijl je juist zo hard steun nodig hebt.

De moraal van dit verhaal? Een inclusief denker kán ook in een exclusief denkende omgeving wel degelijk zeer gewaardeerd worden. Als hij of zij tenminste maar zo slim is om inclusief te denken en tegelijkertijd exclusief te communiceren.

In deze paradox worden algemeen aanvaarde best practices ter discussie gesteld. Het is de 5de in een reeks 'uncommon sense' die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

Noten
[1] Allopathie is de in homeopathische kringen gebruikte term voor reguliere geneeskunde.
[2] Zie: http://www.ayurvedicstudies.nl/ayurveda/artikelen/assets/Introductie%20Ayurveda.pdf
[3] Feitse Boerwinkel: “Inclusief Denken, een andere tijd vraagt een ander denken”; Paul Brand, Bussum, 1966.
[4] In de gezaghebbende 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR) wordt voor een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis als criterium gehanteerd dat iemand tenminste drie van de volgende zeven gedragskenmerken moet hebben:

1. failure to conform to social norms with respect to lawful behaviors as indicated by repeatedly performing acts that are grounds for arrest
2. deceitfulness, as indicated by repeated lying, use of aliases, or conning others for personal profit or pleasure
3. impulsivity or failure to plan ahead
4. aggressiveness, as indicated by repeated physical fights or assaults
5. reckless disregard for safety of self or others
6. consistent irresponsibility
7. lack of remorse, as indicated by being indifferent to or rationalizing having hurt, mistreated, or stolen from another”

Een alternatieve, meer populaire opsomming kun je vinden op Profile of the Sociopath.

[5] Martha Stout: “The Sociopath next door – The Ruthless Versus the Rest of Us”; Broadway Books, February 2005, Synopsis.
[6] Er wordt aangenomen dat sociopathie in zekere mate erfelijk is. Zo zou George W. Bush volgens een propagandistische, maar goed gedocumenteerde website de vierde patient in de erflijn zijn.
[7] Andrew Sims: “Symptoms in the mind – an introduction to descriptive psychopathology”; Saunders Ltd.; 4 edition (April 21, 2008), p. 160.
[8] William J. Brown et al: Anti Patterns – Refactoring Software, Architectures, and Projects in Crisis”; John Wiley & Sons, 1998, p. 215 e.v.

maandag 27 oktober 2008

Herfstdepressie

Als gevolg van de steeds verder om zich heen grijpende financiële crisis gaan steeds meer mensen zich onzeker voelen. Houden we onze baan wel? Kunnen we volgend jaar onze hypotheek nog wel betalen? Is er straks nog wel voldoende geld om met pensioen te kunnen? Voor iedereen die het nieuws een beetje volgt zijn dit stuk voor stuk begrijpelijke vragen. En met het nog dagelijks somberder wordende nieuws doemen de contouren van een grote depressie ook inderdaad steeds scherper op. Eerst ging het nog alleen om de financials en de uitzendbureaus – die zijn altijd als eerste de klos. Maar het begint er inmiddels wel heel erg op te lijken dat ook de “reële economie” dit keer hard wordt geraakt. De eerste ontslagen vallen al en de winstwaarschuwingen zijn niet van de lucht. En dat is natuurlijk nog maar het begin. Want dan volgen onvermijdelijk de overheden met bezuinigingen vanwege hogere uitgaven aan werkloosheidsuitkeringen en scherp dalende belastinginkomsten. En dat versterkt de vraaguitval in de reële economie weer. En zie maar weer eens uit zo'n negatieve spiraal te komen.

Je zou er haast zelf een zware herfstdepressie van krijgen...

De Grote Schoonmaak

Zoals iedere goed ingeburgerde Nederlander weet, bestaat er een zeer probaat middel tegen een herfstdepressie. Het is niet voor niets een diepgeworteld element in onze cultuur om zodra de blaadjes beginnen te vallen het huis eens grondig uit te gaan soppen. De Grote Schoonmaak. Zo'n grote schoonmaak geeft een heerlijk opgeruimd gevoel. En wat is er nou fijner dan opgeruimd het nieuwe jaar tegemoet te gaan? Het kan toch ook geen toeval zijn dat “opgeruimd” het tegenovergestelde van “neerslachtig” betekent?

De les hieruit is alleen al charmant vanwege zijn eenvoud. Kijk nu eens kritisch om je heen. Wat zou je vandaag eens lekker kunnen doen om wat opgeruimder het nieuwe jaar tegemoet te gaan? Je bureau misschien? Tuurlijk, zo'n clean desk werkt een stuk prettiger. Maar kijk nu eens naar je takenlijst. Welke taken staan er al maanden op, zonder dat er veel vooruitgang in zit? Neem deze week eens de tijd om eens wat van die slepende activiteiten af te ronden. Dat geeft ook een clean gevoel! Of kijk eens naar al je archieven – dossiers, documenten, bestanden, mailtjes en favorieten enzo. Is dat in de loop van de tijd niet enorm vervuild? Zou het niet lekker zijn om dat eens goed uit te mesten en opnieuw te structureren? Zeker weten dat je daar nog jaren plezier van hebt.

En als je nou toch zo goed bezig bent, kijk dan ook eens kritisch naar die boekenplank. Welke boeken en tijdschriften heb je het afgelopen jaar niet opengeslagen? Denkt je nou echt dat dat volgend jaar anders zal zijn? Of kun je de ruimte misschien beter besteden aan eigentijdse boeken die aansluiten bij de hedendaagse uitdagingen? En als je nog twijfelt, waarom doe je ze dan niet in een verhuisdoos, zet die ergens in een donker hoekje waar niemand er last van heeft, en haal de boeken er weer uit die u in de loop van het komende jaar wilt inkijken. Kijk dan over een jaar nog eens hoe vol de doos nog is. En geniet dan van het afscheid. Gooi die ballast met een brede glimlach overboord. Althans spreekwoordelijk. Bevrijdend!

Je zou ook nog eens kritisch door je projectenportfolio kunnen lopen. Sta je nog wel achter al die initiatieven? Zou je ze – met de wetenschap van vandaag de dag – nog steeds opstarten? Of zijn erbij die hun uiterste houdbaarheidsdatum al lang hebben bereikt? Misschien kun je er sommige wel samenvoegen. Of gewoon rigoureus stopzetten. Dat lucht enorm op! Het scheelt heel veel negatieve energie, die je veel beter kunt besteden aan kansrijke projecten die overblijven. En misschien geeft het wel de ruimte om met iets nieuws en verfrissends te beginnen. Cool!

Denk ook eens aan de architectuur. Zijn daar in de loop van de tijd geen stofnesten ontstaan? Er is geen betere tijd dan het najaar om stofnesten te ruimen. Het is misschien weinig eervol, maar oh zo lekker om gedaan te hebben. Eindelijk eens die componenten uitfaseren die al jarenlang meer kosten dan opleveren. Eindelijk eens die interfaces op een logische manier gestroomlijnd en eindelijk eens die applicatieservers geconsolideerd. Genieten!

En dan het team. Hoe is het gesteld met de vitaliteit van je team? Gaan die je zonder uitzondering allemaal loyaal helpen om samen door de komende – mogelijk lastige – periode heen te komen? Is iedereen wel voldoende gericht op het gezamenlijke succes? Of zijn er achterblijvers? Kunnen ze misschien niet goed meekomen met de laatste ontwikkelingen? Wordt het dan geen tijd voor een serieuze bijscholing? Of zijn er die misschien gewoon niet op de juiste plek zitten? Komen ze misschien onvoldoende tot hun recht, omdat hun capaciteiten en ambities niet voldoende in lijn zijn met de rest van het team? Zouden ze wel beter kunnen, maar remt hun omgeving hen om een of andere reden? Durf die waarheid dan maar eens onder ogen te zien. Dat kan op dit moment best pijnlijk zijn. Maar in de meeste gevallen zullen je uiteindelijk dankbaar zijn dat je ze een nieuwe kans hebt gegeven. Dat ze ergens anders met een schone lei konden beginnen. Verfrissend!

En hoe zit het tenslotte met je leveranciers? Ben je over allemaal even tevreden? Gaan zij een bijdrage leveren om nog sterker tevoorschijn te komen uit de uitdagende tijd die er aan zit te komen? Zijn ze bereid om mee te delen in de tegenslagen die de huidige markt met zich meebrengt? Zijn zij allemaal voldoende gecommitteerd aan jouw lange-termijn succes? Of heb je ook leveranciers die je nu niet meer geselecteerd zou hebben? Zijn er leveranciers die onvoldoende toevoegen, of in elk geval minder dan je van jouw leveranciers zou verwachten? Er is geen betere tijd om schoon schip te maken. Opgeruimd staat netjes!

Om over te peinzen

En wat nou als je alles al op orde hebt? Alles keurig gestructureerd en opgeruimd. Alleen maar goedlopende projecten en louter medewerkers om trots op te zijn. Alle taken onder controle en allemaal voorbeeldige leveranciers. Denk dan nog eens goed na. Valt er echt helemaal niets op te kuisen? Dat zou namelijk niet zo best zijn. Niet eens zozeer omdat die herfstdepressie dan welhaast onvermijdelijk wordt. Nee, erger nog. Want dan zou jíj best eens op het lijstje van jóuw leidinggevende kunnen staan voor een ernstig gesprek. Hij wil tenslotte óók met een opgeruimd gevoel het nieuwe jaar in. En als jij hém niet kunt helpen met zíjn grote schoonmaak, dan moet je niet gek staan te kijken als je zelf op de nominatie staat om opgeruimd te worden...

Maar ach, geen nood. Over een poosje zal je hem of haar vast dankbaar zijn. Dankbaar dat je ergens anders met een schone lei kon beginnen. Ergens waar je nog veel beter tot je recht komt. Ergens waar er nog volop eer te behalen valt aan het lekker uitmesten van de stal. Want dat geeft toch zo'n onovertroffen opgeruimd gevoel.

Deze overpeinzing is bedoeld om tot nadenken te stemmen. Het is de 10de in een reeks bespiegelingen die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

maandag 20 oktober 2008

Territoriumdrift

Good Fences Make Good Neighbors – althans volgens de oude volkswijsheid. De gedachte is even simpel als diepzinnig: om goed samen te kunnen leven is (tenminste een gevoel van) privacy belangrijk. Het is niet zelden de eerste investering die de trotse eigenaren van een nieuwbouw­woning in hun tuin doen. Eerst het territorium afbakenen, hek er omheen, en daarna zien we wel verder. Het lijkt wel een universele behoefte die teruggaat tot de vroege mensheid. Het vee moet binnenblijven maar roofdieren en vreemdelingen vooral buiten. Honden doen een plas, mensen zetten een hek. Biologen noemen dat territoriumdrift.

Hekken in de informatieruimte

Ook in de informatieruimte komen we zulke hekken tegen. Hekken tussen de verschillende informatiedomeinen – zonder de juiste «credentials» krijg je vanuit de ene ruimte echt geen toegang tot de andere ruimte – en een hoge muur tussen de ontwikkelomgevingen en de productieomgeving.

Tot zover wat mij betreft niets dan lof en begrip. En dan volgt er meestal een maar. Zo ook nu. Want deze hekken zijn bij veel bedrijven doorgevoerd in de architectuur van de systemen. Beter gezegd, ze hebben de hekken vervangen door diepe slotgrachten en hun systemen op eilanden gebouwd. Ze hebben al het mogelijke gedaan om de systemen onderling maximaal los te koppelen, maar ze zijn vergeten dat er volgens de beste software engineering principes ook een maximale cohesie tussen de samenstellende delen moet zijn [1]. Het is namelijk best lastig als je bij de buurman een pondje suiker wilt lenen en dan eerst de boot in moet en vervolgens geduldig moet wachten voor alle ophaalbruggen die je onderweg tegenkomt en overigens maar moet afwachten of de buurman zin heeft om de poort open te doen. Roger Sessions heeft in zijn boek “Software Fortresses – Modeling Enterprise Architectures” ooit nog eens een lans gebroken voor dit model [2]. Hij heeft zelfs een modelleertaal ontwikkeld compleet met slotmuren, wachters, ophaalbruggen, boodschappers en onderhandelaars – heel artistiek vormgegeven met figuurtjes die zo van Astrix en Obelix zouden kunnen afstammen. Je moet er toch niet serieus aan denken dat je een enterprise architectuur zou moeten modelleren met louter van die melige stripfiguurtjes? Alleen daarom al is het gelukkig dat dit nooit echt is aangeslagen...

Zo'n extra beveiligd systemenlandschap wordt al helemaal lastig als je ooit wilt gaan ruilverkavelen. Als de informatieruimte, om welke reden dan ook, op de schop moet. Dan kun je ineens enorm last hebben van al die kunstmatig opgeworpen barrières die eerst de buurman buiten de deur moesten houden maar nu ineens een coherent domein dwars doorkruisen. Je wilt toch niet echt dat de normale bedrijfsvoering serieus wordt gehinderd door zelfgecreëerde, schier onneembare barrières in de architectuur?

Trouwens, het is in de huidige constellatie al lang niet meer zo makkelijk om alleen maar te denken in binnen- en buitenwereld. Die grenzen zijn in snel tempo aan het vervagen. Ironisch genoeg vragen juist de innovatieve business concepten met zelfbedieningsklanten, vertrouwde derden, complementoren en affiliates om een steeds genuanceerdere beveiliging.

Grensverleggend denken

Zou het ook anders kunnen? Zou je ook kunnen denken in complementaire deelsystemen die zich wel flexibel kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden en toch steeds robuust, veilig en betrouwbaar zijn?

We zitten in ons denken al snel vast in de metaforen uit de fysieke wereld. Kijk maar naar de terminologie die we kiezen. “Ruimte”, “domein”, “omgeving”, “eiland”, “hek”. Maar wat dan als we een concept zouden bedenken om in de virtuele wereld te gebruiken waarvoor in de werkelijkheid geen equivalent bestaat? Zou het ontbreken van een passende metafoor ons niet bij voorbaat beperken in onze creativiteit? Of zou het juist een uitdaging moeten zijn om een patroon te bedenken dat echt past bij de unieke architectuurproblemen die we in de digitale wereld aantreffen?

In principe kunnen we in de virtuele wereld veel creatiever met het afbakenen van het territorium omgaan dan in de werkelijkheid ooit mogelijk zou zijn. Je zou het bijvoorbeeld op basis van executeerbare regels interactief kunnen maken. Of juist sterk contextafhankelijk – bij voorbeeld op basis van de reputatie die je als gebruiker in de loop van de tijd hebt verworven. Je kunt filosoferen over een “virtual private service catalogue” – naar analogie van de “virtual private database”. Een soort verplaatsbare schermen in de informatieruimte die gegeven een specifieke situatie precies de grenzen van het virtuele domein afbakenen. En die zich naadloos aanpassen als een veranderende situatie daartoe aanleiding geeft. Zou dat niet heel erg passend zijn?

Er is dus volop ruimte voor creatieve oplossingen, maar er is wel één belangrijke voorwaarde. De omgeving moet geënt zijn op een geïntegreerde informatie-infrastructuur waarop uniforme toegangscontroleregels kunnen worden afgedwongen. Dat kan met een gemeenschappelijke informatiearchitectuur. Maar dat blijkt keer op keer nog een hele uitdaging.

Doorgaans is een enterprise architectuur opgebouwd uit drie afzonderlijke ruimtes – de business ruimte, de informatie- en applicatieruimte en de technologieruimte (deze begrippen komen in allerlei verschillende referentiemodellen in verschillende bewoordingen voor, maar het basisidee is tamelijk consistent). De business ruimte wordt als vanzelfsprekend geordend volgens de concrete afdelingen, processen en producten die een enterprise kent. De indeling van de businessruimte verandert logischerwijze als de indeling van de business zelf wijzigt. De technologieruimte kent ook zijn logische demarcatielijnen, bijvoorbeeld per hardware platform, geografische plaats en provider. Ook hier volgen de wijzigingen in de modellen de werkelijkheid.

De verleiding is groot om voor de informatieruimte ofwel de indeling van de businessruimte ofwel de indeling van de technologieruimte te adopteren. Het voordeel daarvan zou in elk geval zijn dat de aansluiting op in elk geval één van de twee ruimtes naadloos is. Het nadeel is vanzelfsprekend dat de indeling aangepast moet worden als er in een andere ruimte een verandering optreedt.

Enterprise architecten die zich serieus verdiept hebben in de modelleertaal ArchiMate zien zich tegenwoordig gestimuleerd om op z'n minst de mogelijkheid te overwegen om de indelingen van de verschillende ruimtes radicaal te ontkoppelen. Immers, in het Archimate metamodel vormen de servicelaag tussen de business- en de informatieruimte en de servicelaag tussen de informatie- en de technologieruimte, maken het mogelijk om iedere ruimte in te delen langs de lijnen die voor die ruimte het meest logisch zijn [zie figuur] [3].

In een goede, stabiele informatiearchitectuur zijn de informatieservices afgebakend langs lijnen die in de informatieruimte logisch zijn – niet in de steeds veranderende werkelijkheid. Idealiter betekent een verandering in de businessruimte of de technologieruimte dan alleen een remapping van de vernieuwde ruimte op de bestaande informatiearchitectuur. Dat kan natuurlijk alleen als die ruimte zodanig is gekozen dat er geen impliciete beperkingen in zitten.

Een slimme zonering van de informatieruimte is in combinatie met een flexibele, contextgevoelige afscherming de basis voor een toekomstvaste architectuur. Daar waar succesvolle servicegeoriënteerde architecturen zijn gerealiseerd vind je ook voorbeelden van zulke slimme zoneringen. Denk aan een classificatie in termen van basisregistraties (niet alleen bij overheden, maar ook bij bedrijven in de vorm van een relatieregister, een productregister en een termenregister); kernsystemen (robuuste transactieverwerkers); beslissingsondersteunende componenten, hulpsystemen (bijvoorbeeld voor in/excasso; outputverwerking; email en content management); integratiecomponenten; besturingscomponenten en portalen.

ArchiMate laat zien dat je deze concepten via een servicelaag kunt koppelen aan de processen uit de businessruimte en aan de infrastucturele componenten uit de technologieruimte. Deze servicelagen zijn bij uitstek geschikt om een contextgevoelige toegangsbeveiliging te realiseren en vormen de facto de geïntegreerde informatie-infrastructuur. Geen hoge hekken met prikkeldraad, en al helemaal geen diepe slotgrachten, maar flexibele schermen die makkelijk te verplaatsen zijn als een veranderende situatie daarom vraagt.

Deze overpeinzing is bedoeld om tot nadenken te stemmen. Het is de 9de in een reeks bespiegelingen die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

[1] Noot: strikt gesproken geldt het cohesiebegrip voor de functies binnen een subsysteem. Echter, een verzameling subsystemen vormt doorgaans een subsysteem van een groter suprasysteem, zodat cohesie ook hier zijn nut kan bewijzen. In service-georiënteerde architecturen geldt dit vanwege de radicale scheiding van concerns in het algemeen sterker dan in silo-georiënteerde architecturen, waarin van nature veel meer redundantie voorkomt.
[2] Roger Sessions: “Software Fortresses – Modeling Enterprise Architectures”; Addison-Wesley, 2003.
[3] ArchiMate kent ook een serviceconcept voor het ontkoppelen van de businessruimte van de buitenwereld. Voor meer informatie: http://www.archimate.org/.