woensdag 29 oktober 2008

Grensoverstijgend denken

De wereld is vol grenzen. Grenzen tussen landen, provincies en gemeentes; maar ook grenzen tussen afdelingen, divisies, bedrijven; grenzen tussen de sociale ruimte, de digitale ruimte en de fysieke ruimte; grenzen tussen portalen, werkstroombesturing, integratieservices en transactieverwerkende systemen en ga zo maar door. Er zijn mensen die het best gedijen binnen een duidelijk afgebakend verantwoordelijkheidsgebied. Grenzen scheppen immers duidelijkheid. Je hebt collega's en concurrenten; allochtonen en autochtonen; software en hardware. Er zijn ook mensen die niet zo in tegenstellingen denken. Mensen die vooral geïnteresseerd zijn in zaken die een afgebakend probleemgebied overstijgen. Mensen die van nature zien dat ook simpele problemen vaak meerdere facetten hebben, waardoor het soms tergend ingewikkeld is om een werkbare oplossing te bedenken – laat staan te realiseren – en daar van kunnen genieten. In principe zijn ze in een organisatie allebei even waardevol – ze vullen elkaar prima aan. Maar je kunt het ook overdrijven...

Teveel van het goede

Denken in hokjes wordt ons met de paplepel ingegoten. Op school krijg je verschillende vakken – je bent misschien goed in taal, maar niet zo goed in rekenen – en hoe verder je onderwijscarrière zich ontwikkelt, hoe meer je geleid wordt naar een specialistische discipline. En kies je voor het één, dan sluit dat welhaast automatisch al het andere uit. Daar komt bij dat specialisten maatschappelijk meestal hoger worden gewaardeerd dan generalisten – en daar is het onderwijs dan ook logischerwijs op gericht.

Niet iedereen is het met die benadering overigens eens. Bijvoorbeeld in de geneeskunde woedt – mede aangewakkerd door het succes van sommige 'alternatieve', Oosterse behandelwijzen – al decennia een debat over thema's als “holistische diagnose” of “integrale geneeskunde”. Er wordt dan bijvoorbeeld gepleit om bij de diagnose van een patiënt het lichaam meer als een eenheid in interactie met zijn omgeving te zien. Bij een “ziekte” zou er eerder gedacht moeten worden in termen van een verstoorde balans, dan van een specifiek orgaan dat niet optimaal functioneert. Dat is bijvoorbeeld ook de grondgedachte van de Ayurveda, “het enige niet-allopathische [1] geneeskunde systeem [...] dat door de Wereld Gezondheid Organisatie als een volledig geaccepteerd gezondheidssysteem erkend [is]” [2]. Het gaat in dit systeem niet zozeer om het “bestrijden van symptomen”, maar juist om het “genezen” en “voorkomen” van ziekten. Dat dit soort denken inmiddels in brede lagen van de westerse bevolking op een warme belangstelling kan rekenen blijkt bijvoorbeeld ook uit het succes van een TV-serie als House – de laatste 'allopathische' hoop voor patiënten die door reguliere artsen niet te helpen zijn.

In onderwijskundige kringen is een vergelijkbaar thema aan de orde. Er wordt hier al jarenlang gediscussieerd over het thema “inclusief denken”. De term dateert al uit 1966 [3], maar het gedachtengoed leeft nog steeds. Er is tegenwoordig zelfs een weblog dat zo heet. Inclusief denken gaat in zekere zin ook over het over grenzen heen durven denken. Niet alleen je individuele belangen nastreven, of die van de groep waartoe je behoort, maar juist ook van de ander. Niet antagonistisch, maar consensualistisch. Geen concurrentie, maar samenwerking.

Ik ben geneigd om het grensoverstijgend denken als een kernkwaliteit van archITecten te beschouwen. Of je het nu “integrerend”, “holistisch”, “inclusief” of “consensualistisch” noemt, het gaat in alle gevallen om het overbruggen van – al dan niet schijnbare – tegenstellingen, om het verder denken dan de eigen voordeur en om het verbanden leggen die anderen niet zo snel zien. Uit de wetenschap is bekend dat er veel doorbraken zijn bereikt door kennis en technieken uit een discipline in een andere discipline toe te passen. Dat zou op z'n minst te denken moeten geven. Grensoverstijgende denkers zouden op hun eigen werkterrein misschien wel heel goed in staat kunnen zijn om doorbraken tot stand te brengen.

Er is ook een natuurlijke tegenhanger van het grensoverstijgend denken – het “exclusief” denken. Exclusieve denkers zijn voornamelijk met hun eigen zaken bezig, of die van hun groep, en tonen typisch weinig sympathie voor 'anderen'. Ze zijn vaak scherp gefocussed, sterk territoriaal ingesteld en bijzonder competitief aangelegd. Dat zijn precies de kenmerken van dominantie die maatschappelijk vaak zo gewaardeerd worden. Je vindt exclusieve denkers dan ook met name bij captains of industry, militaire en politieke leiders. Ze worden vaak getypeerd als 'vechters', ze lijken soms wel te genieten van conflicten en zijn geneigd te stellen dat het doel zo'n beetje alle middelen heiligt. Ze worden geroemd om hun 'daadkracht'. In alle opzichten zijn ze de tegenpool van de grensoverstijgende denkers.

Zo'n exclusieve mindset kan ook doorslaan – je kunt over-exclusief zijn. Psychologen hebben het dan over sociopatisch gedrag. Er vallen dan kwalificaties als 'gewetenloos', 'impulsief' en 'meedogenloos' [4]. Het interessante is dat slimme sociopaten in het dagelijks leven heel goed in staat zijn om de extreme kantjes van hun karaktertrekken te maskeren. Ze zijn van nature charmant en hebben geleerd om zich precies te gedragen zoals van een sterke leider wordt verwacht. En juist daardoor vallen ze niet zo gemakkelijk door de mand.

“How do we recognize the remorseless? One of their chief characteristics is a kind of glow or charisma that makes sociopaths more charming or interesting than the other people around them. They’re more spontaneous, more intense, more complex, or even sexier than everyone else, making them tricky to identify and leaving us easily seduced. Fundamentally, sociopaths are different because they cannot love. Sociopaths learn early on to show sham emotion, but underneath they are indifferent to others’ suffering. They live to dominate and thrill to win.” [5]

Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat er nogal wat historische figuren voorkomen op de lijstjes met beroemde sociopaten. Mensen als Napoleon, Hitler en McCarthy, om er maar een paar te noemen. Die lijst kun je – al naar gelang je politieke voorkeur – moeiteloos uitbreiden met omstreden machthebbers [6], maar ook met oorlogsmisdadigers, seriemoordenaars, sekteleiders en directieleden die in hun ijver tot excessieve zelfverrijking hun eigen bedrijf ten gronde hebben gericht. Ik denk wel eens dat het juist omdat de kwaliteiten die het exclusieve denken kenmerken in een zo hoog aanzien staan, het sociopaten – die immers extreem exclusief denken – extra gemakkelijk wordt gemaakt om grote groepen mensen te domineren, te manipuleren en uiteindelijk te duperen.

Net zo goed als je het in beginsel positieve 'exclusieve' denken kunt overdrijven, kun je ook het in beginsel positieve 'inclusieve' denken overdrijven. Je kunt dus over-inclusief zijn in je denken en je handelen. Overal rekening mee willen houden, ook al heeft het maar zijdelings met het probleemdomein te maken. Ook over-inclusief denken is grappig genoeg een bekend psychopathologisch symptoom, namelijk van schizofrenie, met als voornaamste kenmerk “unability to perserve conceptual boundaries” [7].

Maar levert dat 'teveel-van-het-goede' dan geen akelige paradox op? Zou het dan zo zijn, dat een architect die erg goed is in zijn vak, die heel grensoverstijgend kan denken, die de meest netelige problemen weet te doorgronden en die in zijn ontwerpen echt rekening weet te houden met alle stakeholders, per definitie, eh, gestoord is?

De uitweg

We kennen uit de literatuur het anti-patroon “Analysis Paralysis” [8]. Dit patroon beschrijft de verlammende werking van het eindeloos blijven zoeken naar een betere oplossing. Iedereen voelt wel aan dat dit uiteindelijk zijn doel voorbij schiet, maar 'exclusieve' denkers zijn er ronduit allergisch voor. Die willen restultaten zien. En wel nu!

Het Analysis Paralysis anti-patroon leert dat je resultaten ook incrementeel kunt boeken, om zo het betere niet de vijand van het goede te laten zijn. Een 'goede' architect kan net zo goed alvast een paar stappen vooruit denken, zonder dat hij daar zijn omgeving nodeloos mee lastig valt. Je kunt ook – desnoods in het geniep – gewoon rekening houden met bepaalde concerns zonder dat je daarover in discussie gaat. Dat heet dan goed vakmanschap. Natuurlijk kom je daar niet altijd mee weg, zeker niet als het een grote impact heeft op de business case, maar je kunt op deze manier wel vaak veel meer bereiken dan je in eerste instantie zou denken.

Het kan ook geen kwaad om goed na te denken over welke discussie je met wie wilt voeren. Hoe zeer je ook twijfelt over de validiteit van een ontwerpprincipe voor jouw probleemsituatie, of de kwaliteit van de ontwerptools, of het nut van reviews – voer zo'n discussie liefst met collega architecten en vooral niet met een projectmanager of je opdrachtgever.

Het valt ook voor een inclusief denker best te begrijpen dat er maar weinig betrokkenen blij worden van een mededeling dat “alle voorgenomen keuzes nog niet vaststaan, omdat ze eerst nog met andere partijen besproken moeten worden” – hoe waar dat op zichzelf misschien ook is. Natuurlijk moet je vaak van alles overleggen met ketenpartners, andere afdelingen, toezichthouders, beheerders, eigenaren van bestaande services of leveranciers. Maar je zou in zo'n geval gewoon ook kunnen zeggen dat er nog meer partijen betrokken zijn, om daar meteen aan toe te voegen: “maar maak je daarover maar geen zorgen, dat regel ik wel met ze”. Kijk, dat is nou iets wat een exclusieve denker graag wil horen.

Het is trouwens ook niet sterk om dat soort zaken wel ondershands met die partijen te regelen, maar daarover, in een poging om er verder maar niemand mee lastig te vallen, helemaal niks te melden. Je loopt dan niet alleen het krediet mis dat je wel verdient, je loopt ook het gevaar dat men zich gaat afvragen waar je nou eigenlijk zo druk mee bezig bent. En, erger nog, je kunt heel wat mensen in verlegenheid brengen als er plotsklaps blijkt dat je iets om welke reden dan ook niet hebt kunnen regelen. In zo'n geval kan je op onbegrip stuiten, terwijl je juist zo hard steun nodig hebt.

De moraal van dit verhaal? Een inclusief denker kán ook in een exclusief denkende omgeving wel degelijk zeer gewaardeerd worden. Als hij of zij tenminste maar zo slim is om inclusief te denken en tegelijkertijd exclusief te communiceren.

In deze paradox worden algemeen aanvaarde best practices ter discussie gesteld. Het is de 5de in een reeks 'uncommon sense' die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

Noten
[1] Allopathie is de in homeopathische kringen gebruikte term voor reguliere geneeskunde.
[2] Zie: http://www.ayurvedicstudies.nl/ayurveda/artikelen/assets/Introductie%20Ayurveda.pdf
[3] Feitse Boerwinkel: “Inclusief Denken, een andere tijd vraagt een ander denken”; Paul Brand, Bussum, 1966.
[4] In de gezaghebbende 'Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-IV-TR) wordt voor een anti-sociale persoonlijkheidsstoornis als criterium gehanteerd dat iemand tenminste drie van de volgende zeven gedragskenmerken moet hebben:

1. failure to conform to social norms with respect to lawful behaviors as indicated by repeatedly performing acts that are grounds for arrest
2. deceitfulness, as indicated by repeated lying, use of aliases, or conning others for personal profit or pleasure
3. impulsivity or failure to plan ahead
4. aggressiveness, as indicated by repeated physical fights or assaults
5. reckless disregard for safety of self or others
6. consistent irresponsibility
7. lack of remorse, as indicated by being indifferent to or rationalizing having hurt, mistreated, or stolen from another”

Een alternatieve, meer populaire opsomming kun je vinden op Profile of the Sociopath.

[5] Martha Stout: “The Sociopath next door – The Ruthless Versus the Rest of Us”; Broadway Books, February 2005, Synopsis.
[6] Er wordt aangenomen dat sociopathie in zekere mate erfelijk is. Zo zou George W. Bush volgens een propagandistische, maar goed gedocumenteerde website de vierde patient in de erflijn zijn.
[7] Andrew Sims: “Symptoms in the mind – an introduction to descriptive psychopathology”; Saunders Ltd.; 4 edition (April 21, 2008), p. 160.
[8] William J. Brown et al: Anti Patterns – Refactoring Software, Architectures, and Projects in Crisis”; John Wiley & Sons, 1998, p. 215 e.v.

Geen opmerkingen: