maandag 24 november 2008

Bij Benadering Exact

'Als je niet exact kunt specificeren wat je wilt hebben, dan moet je ook niet verbaasd zijn als je iets anders krijgt dan je had verwacht.' Common sense? Of valt hier toch nog wel wat op af te dingen?

De paradox

Wanneer vinden mensen de uitvoering van een muziekstuk “mooi”? Een vreemde vraag misschien. Toch geeft het wetenschappers de kans om iets subjectiefs als “smaak” te objectiveren. Muziek leent zich immers prima om softwarematig te produceren, waarbij de effecten van kleine variaties onderzocht kunnen worden. Wat blijkt? Als een muziekstuk exact volgens de specificaties wordt uitgevoerd – iedere noot exact op de juiste toonhoogte en exact zo lang als in de partituur staat voorgeschreven – dan vinden menselijke luisteraars dat niet mooi maar mechanisch, klinisch en kil. Het moet natuurlijk ook niet hoorbaar vals of uit het ritme zijn. Op de schaal van mooi zit ergens tussen 'perfect goed' en 'waarneembaar fout' blijkbaar een heel subtiel optimum.

Sommige architecten uit de fysieke wereld zijn zich bewust van dit soort kwaliteiten. Christopher Alexander – de grondlegger van de “design patterns” – is daar een uitgesproken voorbeeld van. Hij noemt het in zijn boek “The Timeless Way of Building” de “quality without a name”. Recht en vierkant zijn doods, voor “een greater sense of life” moet je op zoek naar een “harmony” met de omgeving. En wat is er in nou de natuur volgens exacte, mathematische precisie gevormd? Alexander zoekt ook in gebouwen naar het organische, net niet geometrisch precieze vormen die zich ook vooral niet identiek herhalen. Hij gebruikt in zijn zoektocht naar de “quality without a name” natuurlijke materialen die vooral moeten verweren en hij zou waarschijnlijk gruwen van het idee van een rijtje huizen die stuk voor stuk exact gelijk gebouwd zijn.

Het wereldberoemde kaartje van het metronet van Londen is een ander voorbeeld. Deze “tube map” is een schematische voorstelling van het netwerk met een interessante evolutie. De eerste kaarten waren zoveel als mogelijk geografisch correct, toonden voor de oriëntatie het bovengrondse wegennet en gaven tal van andere herkenningspunten. Harry Beck, een medewerker van de ondergrondse, maakte in 1933 in zijn vrije tijd een alternatief, drastisch versimpeld kaartje. Daarbij liet hij zich inspireren op de toenmalige diagrammen van elektronische circuits. De metrolijnen liepen op deze kaart alleen nog horizontaal, verticaal of diagonaal; en de locaties van de stations kwamen nog maar ongeveer overeen met de geografische locaties. Zelfs de rivier de Thames ontkwam niet aan zijn drang om te abstraheren. Deze topologische kaart werd onverwacht een groot succes. Eindelijk begrepen de gewone reizigers de metrokaart en konden ze met hulp van deze kaart hun weg vinden – of ze nu echte Londenaren waren, forensen, bezoekers of buitenlandse touristen.

Beck heeft de kaart nog tot 1960 verder geperfectioneerd. Sindsdien is de kaart niet meer wezenlijk aangepast en is de systematiek in vele andere wereldsteden gekopieerd.

De les

In de IT kom ik het inzicht dat de drang naar precisie niet altijd tot begrip leidt, nog betrekkelijk weinig tegen. In tegendeel. Alles moet bij voorkeur zo exact mogelijk gespecificeerd worden en natuurlijk ook exact volgens specificatie worden uitgevoerd – zeker als het werk wordt aan- of uitbesteed. In de specificaties wordt vooral erg veel aandacht besteed aan uitzonderingen en details, terwijl de grote lijnen maar al te gemakkelijk uit het oog worden verloren. En het klinkt erg herkenbaar in de oren dat het van de inzet van een gedreven individu afhankelijk is of er van een complexe enteprise architectuur ook een eenvoudig toegankelijk overzichtskaartje beschikbaar is.

Sommige archITecten lijken dit wel begrepen te hebben. Zij hebben ervaren dat al te technische plaatjes een lage communicatieve waarde hebben. Zij begrijpen dat de specificaties die inzichtelijk zijn voor specialisten niet noodzakelijkerwijs door het grote publiek begrepen worden. Ze kennen de waarde van UML en ArchiMate, maar zijn ook in staat om dit te vertalen naar een visualisatie die begrijpelijk is voor een breder publiek. En hier en daar hoor je ook wel eens een geluid dat gebruikers het juist wel op prijs stellen als de user interface net niet 100% logisch in elkaar steekt of als niet alle pagina's strikt dezelfde designprincipes volgen.

Natuurlijk ligt daarbij al snel het gevaar van overdrijving op de loer – dan werkt het averechts. Denk maar aan een overbekende tekstverwerker waar je de functie “paginaopmaak” om raadselachtige redenen niet in het menu “Opmaak” maar “Bestand” terugvindt (onder het menu-item “pagina-instelling” op het tabblad “Indeling” om precies te zijn) en je de “Koptekst en voettekst” niet moet instellen bij de pagina, maar in het menu “Beeld”. Een beetje inconsistentie is juist goed, maar het mag eigenlijk nauwelijks waarneembaar zijn. Een lastige les.

Ik ben trouwens erg benieuwd wanneer Apple (wie anders?) gaat komen met een organische versie van zijn operating systeem. De windows net niet vierkant, de listboxen een klein beetje scheef, de radiobuttons net niet rond – en vooral niet allemaal precies even groot. Of misschien doen ze dat stiekum al, maar hebben we het gewoon niet bewust opgemerkt?

In deze paradox worden algemeen aanvaarde best practices ter discussie gesteld. Het is de 6de in een reeks 'uncommon sense' die op dit weblog gepubliceerd zal worden.

1 opmerking:

Unknown zei

Hans,

in de laatste paragrafen van je betoog raak je, mijn inziens, een interessant punt aan: de user interface van Apple.

Vandaag op het LAC zat ik even met mijn tablet op schoot om wat zaken te regelen. Ondertussen kon ik al schrijvende aantekeningen maken op mijn prachtige machine. So far so good. Naast me, echter, zat een andere Hans met zijn Iphone te spelen. Hoe prettig ik een tablet ook vindt, ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat de IPhone interface nog een stuk aangenamer is. Het tactiele aspect (gewoon met je vinger bladeren en slepen) is niet te onderschatten.

Ik zou verwachten dat, gezien de tekstuele aard van communicatie op het net, we nog wel even afhankelijk zijn van dingen als toetsenborden. Daaromheen zal qua input devices - en daarmee sterk samenhangend - vermoedelijk de komende jaren een revolutie plaats gaan vinden. Om Daan Rijsenbrij nog maar eens aan te halen, het wordt wel tijd voor wat menselijke maat in de IT.